De Hoop
Woudsend is een tweede houtzaagmolen rijk geweest, “De Hoop”. In de noord-oosthoek van het dorp, op de hoek van Welle en Ee, is er niets meer dat aan zijn bestaan herinnert. “De Hoop” was eens de jongste van de drie Woudsender molens.
Waarschijnlijk is houtzaagmolen “De Hoop” in of rond 1763 gebouwd. Er zijn aanwijzingen dat op dezelfde plaats al een zaagschuur stond; de grond was toen eigendom van Hylke Michiels Tromp, de vader van de eerste molenaar. Deze, Michiel Hylkes Tromp, was getrouwd met Beeuw Jelles Hollander, dochter van Jelle Cornelis, molenaar-eigenaar van de ‘rogmolen’ Het Lam en hij werd met zijn zwager eigenaar van De Hoop. Uit dit huwelijk werd in 1739 een dochter, Wytske Michiels Tromp, geboren die later door vererving in bezit kwam van beide molens. Zij trouwde met Wieger Annes Visser, zoon uit de rijke familie van palinghandelaren uit Heeg.
Deze bleef eigenaar van molen De Hoop tot ongeveer 1810, want toen werd zijn zoon Wieger Wiegers Visser als eigenaar genoemd. Blijkens een advertentie in de Leeuwarder Courant van 7 april 1857 werd een ‘ongehuwde middelknecht’ gevraagd op de houtzaagmolen van Visser. Er werden nog twee advertenties in dezelfde krant geplaatst voor een ‘middenknecht’ op De Hoop, in 1861 en 1869. De aanbiedingen moesten gedaan worden respectievelijk bij S. Oppedijk Lzn te Woudsend en D.T. de Vries, houtzaagmolenaar te Heeg.
Wieger en Wytske hadden niet slecht ‘geboerd’; ze werden ook eigenaar van de boerderij De Eersteling onder Ypecolsga, waarin ze door Aede Lutzens behangschilderingen lieten aanbrengen met afbeeldingen van hun familiebezittingen, onder andere de roggemolen Het Lam en de houtzaagmolen De Hoop. Op het schilderij van De Hoop is in het tweede molenaarhuis vanaf de molen een gevelsteen te zien.
Deze steen zal dezelfde zijn als die welke later is ontdekt in een riante villa in Aerdenhout en die te maken heeft met houtzaagmolen De Hoop. Op deze steen, van 80 bij 60 cm, is een houtzaagmolen afgebeeld. Daarboven staat te lezen: Anne W. Visser en Michiel W. Tromp. Er onder leest men een rijmpje over twee jonge mannen, die elk aan een kant van de molen op een voetstuk staan:
Dees twee jongelingen, te zaam gemeen,
Die laagen hier de eerste steen
Kinderen van den eigenaar,
Die van dit huis de stigter waar.
(W.A. Visser en W.M. Tromp.)
De achternamen van de ‘jongelingen’ kwamen respectievelijk van vaders-vader en moeders-moeder kant. Het vermoeden is dat deze gevelsteen bij de afbraak van het huis naar Amsterdam is verhuisd en eigendom is geworden van een Amsterdamse zakenman-moleneigenaar die een huis bezat in Aerdenhout.
Zo rond 1920 stond alleen het onderstuk van de molen nog overeind, wat er op duidt dat de molen toen niet of nauwelijks meer als zodanig in gebruik was. Diedert Schilstra kocht later de restanten van de molen voor afbraak en rond 1924 werd daar de eerste varkensstal gebouwd. Op het omliggende terrein werd een duplexwoning gebouwd en de bij de molen behorende kolk werd in 1927 gedicht.
Wat er bewaard is gebleven van molen “De Hoop” zijn enkele tekeningen, schilderijen, ansichtkaarten en de genoemde gevelsteen. In de Ypecolsgakamer van het Scheepvaart Museum in Sneek kunt u de behangschilderingen van Aede Lutzens en de gevelsteen bewonderen.
Bronnen:
- De Molens van Woudsend, A. Bokma – uitgave Monument van de Maand, juni 1986
- Molen “De Hoop”, een verloren schoonheid, Jan J. de Vries in dorpsblad ‘De Driuwpôlle’, november 2002